Eva is vijf. Ze woont samen met haar vader, moeder, grote broer Hans en kleine zus Lotje in een klein dorp aan de rand van het bos. Eva is dol op poppen, ze heeft er dan ook een heleboel… poppen met lange haren, poppen met korte haren, zwarte poppen, witte poppen, een pop, die mama kan zeggen en zelfs een pop, die kan lachen als je in zijn buikje kietelt.
Maar toch is er tussen al die poppen niet één van wie Eva zoveel houdt als van Bruintje Bol. Eigenlijk is Bruintje Bol geen echte pop. Hans heeft hem gemaakt van drie grote kastanjes en een paar luciferhoutjes en Eva vond hem zo grappig, dat Hans hem aan haar heeft gegeven. Eva heeft hem direct een naam gegeven – Bruintje Bol – en mama heeft zelfs een piepklein jasje voor hem gehaakt.
Bruintje Bol mag overal mee naar toe… in Eva’s jaszak als ze samen met papa boodschappen doet, bij Eva op schoot zitten als ze televisie kijkt en natuurlijk mag hij ook mee naar bed, lekker veilig onder de dekens en dan vertelt ze hem over alles wat ze heeft beleefd. Over school, waar ze elke dag nieuwe dingen leert; ze vertelt dat ze haar veterdiploma heeft gehaald, dat ze de beste is met tussen de lijntjes kleuren. Ze vertelt over juf Annika, die heel lief is en juf Paulien, die zo streng is. Ze vertelt over de BSO, dat wel leuk is, maar waar ze toch wel ook eens moet huilen omdat ze eigenlijk liever bij papa, mama, Hans en Lotje wil zijn.. en bij Bruintje Bol natuurlijk.
Op een dag gebeurt er iets naars. Eva loopt lekker te wandelen met haar poppenwagen met wel vier poppen erin en natuurlijk ook Bruintje Bol. Dan komt haar buurmeisje Marion naar buiten. Die is al zes; ze is best lief, maar ook soms heel erg bazig. Ze kijkt in de poppenwagen en ziet Bruintje Bol. “Wat doet dat stomme kastanjeding in je poppenwagen”, vraagt ze kattig. “Dat is geen stom kastanjeding”, zegt Eva zacht.. “dat is Bruintje Bol”. Marion begint heel hard te lachen en loopt weg… maar het ergste is, dat ze de volgende dag op school vertelt, dat Eva met een stom kastanjepoppetje speelt dat Bruintje Bol heet.
Eva wordt die dag erg geplaagd en een grote jongen uit groep vijf zegt dat hij Bruintje Bol gaat afpakken. Dat kan natuurlijk niet, want Bruintje ligt veilig thuis in Eva’s bedje, maar toch is ze bang. Ze moet Bruintje gauw gaan verstoppen, maar waar… Zodra ze thuis is, rent ze naar boven, verstopt haar kleine vriendje onder haar jas en loopt verdrietig de tuin in. Gelukkig scharrelt Edje Egel daar toevallig ook rond. Edje woont in het bos, maar hij komt ook vaak in de tuin van Eva want hij weet dat daar lieve mensen wonen, die hem nooit kwaad zullen doen.
Edje is eigenlijk een heel bijzonder egeltje is; hij spreekt en verstaat de taal van kinderen, maar dat weet bijna niemand.. Alleen kinderen, die héél goed kunnen luisteren en nóg beter geheimen kunnen be-waren! Eva kan dat allebei en dus praat ze vaak met Edje. Edje ziet meteen dat Eva verdrietig en vraagt haar wat eraan scheelt. Dan vertelt ze over Bruintje Bol en dat ze zo bang is dat grote kinderen hem zullen afpakken en hem misschien wel kwaad zullen doen en dat ze nu dus op zoek is naar een veilige schuilplaats voor hem…
“Ik weet wel een goed plekje, kom maar mee”, zegt Edje.. en hij gaat haar voor naar een mooi plekje in het bos, vlakbij een boom waar een heleboel takjes en blaadjes liggen. “Dit is mijn slaapplaats”, zegt Edje. “Leg Bruintje hier maar tussen, ik beloof je dat ik heel goed op hem zal passen”. Eva vindt het wel erg moeilijk om afscheid te nemen van haar kleine vriendje, maar toch doet ze het, want ze wil dat hij veilig is.
Die avond begint het hard te regenen… De grote mensen zeggen dat de zomer nu echt voorbij is en dat de herfst is begonnen. Het blijft dagen achter elkaar regenen en stormen en het wordt steeds vroeger donker. Eva mag niet meer naar het bos van papa en mama. Ze mist Bruintje erg, maar het troost haar dat hij niet alleen is, maar samen met Edje. Dan wordt het winter met veel sneeuw en ijs en Eva mag nog steeds niet naar het bos. Ze zou trouwens toch de plek niet kunnen terugvinden waar Bruintje ligt, want alle bomen lijken op elkaar in de sneeuw.
Eindelijk wordt het lente en op de eerste mooie zonnige dag gaat Eva naar het bos om Edje te bezoeken en Bruintje weer op te halen. Edje komt haar al tegemoet, hij is lekker uitgerust, want hij heeft de hele winter geslapen. “Ik kom Bruintje Bol halen”, zegt Eva. “Kom maar mee”, zegt Edje…. Maar wat is dat…?
Op de plek, waar ze Bruintje onder de bladeren heeft verstopt, steekt een klein takje uit de grond met piep-kleine lichtgroene blaadjes.
“Waar is Bruintje”, roept Eva verschrikt. “Je moet niet verdrietig zijn”, zegt Edje. Bruintje is er niet meer, maar toch ook wel, want hij heeft ervoor gezorgd dat hier een nieuwe boom komt, een nieuwe kastanjeboom. Als die boom groot is, groeien er wel honderdduizend nieuwe Bruintjes aan haar takken”.
Eva moet wel even slikken, want ze vindt het niet leuk, dat Bruintje Bol verdwenen is, maar het is toch ook wel heel knap dat haar kleine poppetje ervoor heeft ge-zorgd dat hier nu een gloednieuwe boom kan groeien… een heel grote sterke boom die weer zorgt dat er steeds weer nieuwe bomen zullen komen. Ze heeft het altijd wel geweten….
Bruintje Bol was echt heel bijzonder!!