Oorsprong van Pasen

De oorsprong van de christelijke paasviering ligt in de joodse liturgie (Pesach), die na een lange ontwikkeling (waarin twee tradities samenvloeien, die van de ongedesemde broden en die van het slachten van het lam) uitdrukkelijk wordt ge-concentreerd op de herdenking van de bevrijding uit Egypte, de tocht door het water en de woestijn naar het beloofde land.
Aldus verstaat Israël zijn bevrijding uit Egypte: telkens wanneer het paasfeest gevierd wordt, worden de gelovigen weer aan de gebeurtenissen van de uittocht herinnerd, opdat zij ernaar gaan leven. De christelijke paasviering herdenkt dezelfde geschiedenis van God en zijn volk, maar dan in de persoon van Jezus, die het nieuwe paaslam werd (1 Kor. 5: 8). Jezus vierde tijdens het paasmaal met zijn apostelen het laatste avondmaal en zo gaf Hij aan het Joodse paasfeest zijn definitieve zin. Door zijn dood en verrijzenis, het nieuwe Pasen, loopt het avondmaal inderdaad vooruit op de overgang van Jezus naar zijn Vader. Dit wordt gevierd in de Eucharistie, die het Joodse paasfeest tot vervulling brengt en vooruitgrijpt op het uiteindelijke paasfeest van de kerk in de heerlijkheid van het Koninkrijk.

Verschillende perioden.
Men kan in de paasviering, historisch gezien, verschillende perioden onderscheiden.

Vóór de kerkvrede van 313. 
Vóór de kerkvrede van 313 bestond de paasviering uit vasten (treuren om de dood van de Heer; vgl. Mc. 2:20). Deze vasten werd besloten door een nachtwake, waarin gelezen werd uit de Schrift: de passages over het paaslam, de lijdende dienaar, het lijden van de Messias. De vasten werd verbroken door de eucharistie, dat wil zeggen de communie. Deze eucharistie was de in-leiding op de blijde viering van de vijftig dagen (Paas-tijd). Pasen was lijdensherdenking, waaraan het ele-ment van de overwinning niet ontbrak.

Na de kerkvrede van 313. Na de kerkvrede kreeg men meer oog voor het verloop van de gebeurtenissen in de laatste dagen van Jezus’ leven, zoals beschreven in de vier evangeliën. Het Paasmysterie werd uiteengelegd in een viering van drie dagen (Triduüm Sacrum): Goede Vrijdag (lijden en sterven), Paaszaterdag (grafrust) en Paaszondag, die echter toch één geheel vormden. De paaswake was als het ware een samenvatting van deze drie dagen, vooral toegepast op degenen die gedoopt werden. In deze tijd werd de paaszondag de blijde afsluiting van het Triduüm, het hoogtepunt van het kerkelijk jaar. Men vindt deze opvatting van het paasfeest in de vele geschriften, o.a. in sommige preken van Augustinus en van paus Leo de Grote.

Laatste stadium. In een laatste stadium (dat in de Latijnse ritus vanaf de middeleeuwen tot in de moderne tijd voortduurde) werd de paaszondag geïsoleerd van de voorafgaande dagen. Het zgn. Triduüm, nu omvattend Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag, werd tot een voor-bereiding op de Paaszondag. De nachtwake (paaswake) werd van de nacht verschoven naar de Paaszaterdagmorgen of -middag.
Herziening liturgie. De liturgische beweging in de Rooms Katholieke Kerk heeft de eenheid van het Paasmysterie in de liturgieviering van de kerk trachten te herstellen. In 1955 werd de liturgie van de Goede Week op basis van historische gegevens herzien. Belangrijker nog was het resultaat van het Tweede Vaticaans Concilie, dat in zijn Constitutie over de Liturgie het mysterie van Pasen het fundament noemt voor elke liturgische viering en dat tegelijk een gehele herziening van de paasliturgie in het vooruitzicht stelde. Dit werk is in 1970 voltooid met het verschijnen van het nieuwe Missale Romanum.

Viering van Pasen. De datum van de Eerste Paasdag valt volgens de christelijke kalender op de eerste zondag na volle maan na het begin van de lente (21 maart) en kent hierdoor dus een spreiding van 34 dagen (van 22 maart tot 25 april).

In 2016 op 27 maart.
In 2017 op 16 april.
In 2018 op 1 april.
In 2019 op 21 april.
In 2020 wordt Pasen gevierd op 12 april.

Het Joodse paasfeest (Pesach) wordt gevierd in de voorjaarsmaand Nisan (maart-april), te beginnen bij de vollemaansnacht. Door verschillende berekeningen kunnen de data van het christelijke en het joodse paasfeest soms ver uit elkaar liggen. Op het Concilie van Nicea (in 325) zijn alle kerken overeengekomen, dat het christelijk paasfeest gevierd wordt op de zondag, die volgt op de volle maan na het begin van de lente. De kalenderhervorming in het westen (in 1582; men spreekt dan over de ‘Gregoriaanse kalender’, naar de naam van paus Gregorius XIII) had een verschuiving van verschillende dagen tot gevolg ten opzichte van de kalender in het oosten.

De oosterse en westerse kerken zijn nu op zoek naar een oplossing om weer op eenzelfde datum de dag van de verrijzenis van de Heer te kunnen vieren.

Stichting Interkerk

 

Reacties zijn gesloten.